Dag Anaïs,
Eind juli vloog ik naar Barcelona omdat mijn lief hier werd geopereerd. Niets om je zorgen over te maken hoor, maar omdat ik zijn privacy respecteer, ga ik hier niet schrijven dat het aambeien waren. Als een zorgzame zuster zou ik mij een week over hem ontfermen. Maar dan kleurde Barcelona code rood en verplaatste ik mijn terugvlucht naar 1 september. Ik blijf hier dus nog wat hangen, ook al had ik op dag twee bijna mijn koffers gepakt.
Tijdens de avond van zijn operatie trek ik met Gabriels spullen naar een bar om de hoek van het ziekenhuis. Geheel in thema bestel ik calamares. Na een uurtje kauwen belt de dokter dat die van Gabriel er weer als nieuw uitziet. Over een paar uur mag ik terug naar het ziekenhuis om mee bij hem op de kamer te slapen. Eerst nog overhuis.
Op Gabriels telefoon komen ongeruste berichtjes van zijn moeder binnen. Ik unlock en stuur terug dat de dokter heeft gebeld dat alles goed ging. Tussen zijn ongelezen berichten zie ik een zekere ‘Gloria’ staan. Wie is Gloria? Ik ken geen Gloria.
Ik krijg het warm. Zou ik? Tegen beter weten in open ik het bericht. ‘Gabriel, zal ik volgende week nog eens langskomen?’ Nerveus lees ik verder. Het is de poetsvrouw. Oef.
Ik sluit het gesprek en scroll nog een laatste keer naar beneden. Staat er tussen de gelezen berichten misschien nóg een naam die ik niet ken? Nee, maar wel een naam die ik wél ken. Ik aarzel. Zou ik? Nee. Of toch? Mmm. Fuck it. Ik tik het bericht open.
Ik zie veel smileys, maar het gesprek met F. is moeilijk te volgen, want een mix tussen Portugees en Italiaans. Met Google Translate ontwaar ik in mijn kortstondige maar koortsachtige zoektocht de woorden ‘mijn aardbeitje’, ‘kom af’ en ‘let’s break the rules’.
What the fuck? Zou het? Zij? Wat doe ik hier dan in godsnaam?
In paniek bel ik een vriend en leg de situatie uit. “Allez Arkasha, is dat het maar?”, reageert die, “komaan, hoe spreken wíj elkaar soms niet aan?”
“En die let’s break the rules dan?”, vraag ik.
“Dat is overduidelijk een verwijzing naar de coronamaatregelen”, zegt hij.
Ik luister, geloof hem, word rustig. Hij heeft gelijk. Als er iemand de regels aan het overtreden is, ben ik het. Ik pak Gabriels spullen bij elkaar en neem weer een taxi naar het ziekenhuis.
Eenmaal daar zegt de hoofdverpleger dat ik er helemáál niet mag blijven slapen, ook niet wanneer de dokter me dat verzekerde. Maar hij krijgt medelijden wanneer ik vertel dat ik daarvoor speciaal vanuit België ben overgevlogen. Terwijl hij een hoofdkussen voor me pakt, beloof ik plechtig dat ik niet op de gang zal komen en vóór 8u ’s ochtends de kamer zal uitglippen.
In ruil voor zoveel onderdanigheid verwacht ik op zijn minst een bed, maar de verpleger duidt een stoel aan en legt het kussen op de vensterbank ernaast. Shit, als ik dát had geweten, was ik wel terug in die taxi gestapt.
Hij lijkt zelf ook te beseffen wat hij mij aandoet en vraagt of ik iets wil drinken. ‘¿Un poco de agua?’, stel ik voor. ‘Ik breng wel fruitsap’, antwoordt hij. In het donker van de kamer morst hij de hele beker over mij uit. De kans dat iemand mij vannacht opmerkt, is nihil. Ik zit vastgeplakt op deze stoel.
Klaarwakker door de adrenaline, spookt ‘aardbeitje’ door mijn hoofd. Misschien moet zij hier maar de hele nacht naast dit bed komen zitten, denk ik bij mezelf. Kan zij morgen soep maken en bananen in huis halen.
Gehuld in zelfmedelijden en fructose vergeet ik haast waarom ik hier ben. Maar dan wordt Gabriel wakker en hij heeft pijn. Hij moet dringend plassen, maar door de plaatselijke verdoving rond zijn middel krijgt hij er niks uit. Ik aai over zijn bezwete voorhoofd en spreekt hem bemoedigend toe. Pas wanneer een verpleegster dreigt met een sonde, klatert zijn vocht tegen de bedpan. Van achter het gordijn applaudisseert zijn kamergenoot.
Gabriel slaapt weer in, ik staar voor me uit. De vraag of ik weer naar Barcelona zal verhuizen, drijft voorbij. Gabriel wil dat heel graag, we praten hier al maanden over. Maar ook zonder aarsbeitje twijfel ik. Na een verhuis naar Spanje met mijn vorig lief, een gebroken relatie, een depressie, een verre reis door Zuid-Amerika, tal van sessies bij de psycholoog, een meditatiecursus, nieuwe hobby’s (wielrennen!), een topjob, diepe gesprekken en lachsalvo’s met mijn vrienden en familie, voel ik me weer helemaal thuis in België. Dat is me goud waard. Moet ik mijn leven weer omgooien voor een man? Tijdens het tobben over welke toekomst ik wil en welke stappen ik daarvoor moet nemen, kleurt Barcelona zachtroze. Om 6u30 sluip ik de kamer uit.
In de komende dagen geneest Gabriel volgens plan. Langs de neus weg vraag ik hem of hij nog contact heeft met L., een vriendin van F. “Niet echt”, zegt hij. “En met F.? Hoe gaat het met haar?”, ga ik verder. “Goh, geen idee, we proberen al maanden eens samen te gaan feesten, maar er komt altijd iets tussen”, zegt hij. Ik ben gerustgesteld. Zijn aambeien zijn weg, mijn argwaan ook. En aarsbei? Er zijn betere smaken.
Lees dit nu pas. Wat een verhaal. Zie mezelf hier eigenlijk wat in.