Dag Anaïs,
Half september ging ik met mijn familie uiteten omdat mijn kleine broer grote onderscheiding behaalde. Gedimde lichten, jazzy muziek en aangepaste wijnen, je kent het. Mijn broer en ik zaten tussen onze ouders en plusouders in, de gesteven servietten netjes op onze schoot.
Tijdens de groene asperges met kreeftenjus laten mijn vader en broer hun ongenoegen blijken over de regeringsvorming die op dat moment nog niet rond is. “Een Belgische regering zonder meerderheid aan Vlaamse kant, dat kan écht niet”. De zeeduivel komt met erwtencrème en klachten over de economie in Covid-tijden. Tijdens de watermeloensorbet lepelen we ook verzuchtingen over de gooi naar het Amerikaanse presidentschap binnen. Hoe het met de mensen rond de tafel gaat, kan ik op dat moment moeilijker inschatten dan wie de Tour de France zal winnen.
In een vlaag van overmoed kom ik tussen “dat het geen zin heeft om je zó druk te maken in zaken waar je geen vat op hebt, tenzij je er iets aan doet”. Ik krijg op mijn bord dat ik niemand de les moet spellen en krimp een beetje in elkaar. Wanneer ik daarop in discussie ga, probeert mijn moeder mij te sussen, niet hen. Dat ik aan het begin van een break-up sta, weet op dat moment nog niemand, maar het helpt natuurlijk niet. Dat ik mijn regels heb, ook niet. Ik slik, sta op en huil mijn mascara eraf op het toilet.
Na een nachtje weinig slapen, besef ik dat ik eigenlijk gewoon als een klein kind naar hun bevestiging verlang. Naast hen zal ik geen enkele actualiteitsquiz winnen, maar ik zou graag hebben dat wat ik goed kan óók naar waarde wordt geschat. Een ‘goed bezig’ is genoeg.
Mijn bevestigingsdrang omvat meteen ook de schrik om niet meer leuk gevonden te worden. Ze maakt dat ik op dat ene eikelige bericht van een vriend toch nog een vriendelijk antwoord stuur, in plaats van hem eens goed zijn vet te geven, wat hij verdient. Want wat als hij kwaad wordt op mij? Of nog erger, kwaad spreekt over mij? De hórror. Dan vlucht ik liever weg.
En voor vluchters zijn social media gevaarlijk. Post ik op Instagram een foto die ik zelf heb gemaakt, dan pruttelt de dopamine gelijktijdig met de hartjes binnen. Af en toe zet ik een story online, gewoon om te kunnen zien wie ‘m bekijkt. Wie vindt mij leuk? Meestal scan ik erdoor tot ik één of twee fotootjes herken. Oef. Hij/zij is erbij.
Door mijn eigen gedrag weet ik dat een happy-go-lucky-leven online vaak schijn is die bedriegt. En de man uit het ‘perfécte’ Instagramkoppel in mijn feed bedriegt ook, zo blijkt. Wie te hard toont dat zijn leven fantastisch is, die mist iets.
Als jij daar ook zo over denkt, klik dan nu het hartje aan.
Goed bezig.
Mooi!
Heu. Ik heb het hartje aangeklikt. En toch. Ik ben vooral bang dat ik ergens voorkom in de tekst. Wat zou mij op mijn beurt naar het toilet jagen.