Dag Anaïs,
De geur van vuurkorf hangt nog in mijn jas, maar die van zonnecrème komt stilaan in de plaats. Ik ben in Barcelona voor een opdracht. Zoals je weet heb ik hier twee jaar gewoond. Jij was er zelfs bij tijdens mijn laatste dagen hier, op dat festivalletje waar ik G. ontmoette, de man met wie ik nadien jarenlang een langeafstandsrelatie had. Hij en ik hebben al maanden geen contact – dat was ook nodig voor een clean break – maar nu ik tóch nog eens in de stad ben, stuur ik hem een bericht met de vraag of we koffie gaan drinken. Dat werd een pintje op zijn nieuwe dakterras.
Uit zijn appartement waaruit ik vorige zomer quasi ben gevlucht voor de kakkerlakken, blijkt hij dus ook verhuisd. Toen ik zo’n stervend gedrochtje tussen mijn mascara en lippenstift vond, zei hij ‘dat ik mijn make-uptasje maar had moeten dichtritsen’. Dat hij nu ook zelf is verhuisd, voelt een beetje als een triomf. Een ‘Zie je wel!’ kan ik nog nét bedwingen. Overtuigd van mijn eigen gelijk stap ik over zijn drempel, maar word dan overmand door nostalgie. Aan zijn koelkast hangt een kunstwerkje dat hij in België kocht, ik spot het dekbed dat ik hem ooit cadeau deed. Op tafel staat de blikken koekendoos die ik ooit vanop de luchthaven meenam. Hij bewaart er lange blaadjes en groene knoppen in, de geur brengt de herinnering aan heel wat discussies naar boven. Maar dan vraagt hij “Westmalle of Duvel?” en ben ik ontroerd dat hij alleen Belgisch bier in huis heeft.
Anaïs, in tijden waarin emoties vooral níét worden beleefd, is een weerzien met je ex als een katapult waarvan de rekker op je wang knapt. PATS, daar sta ik weer, naast de man die me mijn kleine kantjes vergaf – me heel bewust van het feit dat ik dat niet kon.
Op zijn terras klinken we op het weerzien. Hij vertelt over zijn nieuwe kantoor. In het randje tussen zijn neus en wang zit een wit knopje. Het kijkt me uitdagend aan. Ik wil mijn nagels erin planten en het naar buiten dwingen. In de plaats daarvan vraag ik hoe het met zijn moeder gaat. Ik vertel hem over onze column, hij toont zijn collagewerk en steekt zijn broek af om nieuwe tattoos te tonen. Ik weet niet waarvan ik het meest onder de indruk ben.
De biertjes vloeien, maar ik houd de tijd in de gaten. De avondklok gaat hier twee uur vroeger in. “Blijf toch gewoon”, zegt hij om kwart voor tien, maar ik wil het verleden niet met de toekomst mengen. We knuffelen gedag en terwijl ik de trap afloop, rollen er ook tranen naar beneden. Ik kijk nog een laatste keer op. Hij knikt me bemoedigend toe. Over zijn wang rolt ook een traan.
De volgende ochtend word ik met een anxious gevoel wakker. Ik ga voor de spiegel staan. De Spaanse zon valt op mijn huid. Naarstig zoek ik bij mezelf een pukkel om uit te pitsen.
Mooi!
Heel ontroerend!