Any liquids?
Of hoe ik tijdens een luchthavencontrole in een passief-agressieve discussie belandde
Hey Anaïs,
Proficiat, want gisteren was ‘t moederdag in Antwerpen. De mijne werd onlangs 65 en ik besloot haar op een citytrip te trakteren. Zij houdt van fietsen, ik houd van steden en dus leek Kopenhagen ons de perfecte bestemming. En ja hoor, het was er heerlijk vertoeven, trappend in de zon langs efficiënt ontworpen zitbanken, wandelpaden en fietsbruggen over glitterend water. Aan het MAS in Antwerpen worden deze zomer zeven zwemdagen ingevoerd. Zo kan ‘t Stad testen of dobberen in het Bonapartedok wel een goed idee is. Intussen ligt in Kopenhagen al jarenlang een perfect onderhouden ponton op elke straathoek, zodat inwoners er ook effectief iets hebben aan al dat water in hun stad. Over de Seine ga ik hier bewust niks schrijven.
De Deense doelgerichtheid waar Kopenhagen zo van is doordrongen, heeft echter ook een keerzijde – en die voelden we tijdens ons vertrek. Uiteraard was het niet de eerste keer dat we op een luchthaven als kuddedieren naar een wachtrij werden geleid door een geeuwende herder zonder intonatie: “Next one please.” “This way please.”
Tijdens het hoeden wisselt een koppel tachtigers schuin voor ons nog snel van rij, en steekt ons dus eigenlijk voor. Mijn moeder, zenuwachtig door zulke luchthavencontroles, kijkt geënerveerd toe, maar zegt niks. Ikzelf evenmin, want mij kan het niks schelen.
Terwijl de man dichter naar de bagageband schuifelt, wordt hij door een verveelde herder aangepord om zijn broeksriem uit te doen. “And your shoes”. Zijn vrouw herhaalt zenuwachtig de bevelen, waardoor de oude man verward van herder naar partner kijkt, niet goed wetend wie eerst te gehoorzamen. Uiteindelijk mogen ze beide, zonder verder oponthoud, door de scanner wandelen.
Ik ben de volgende in rij. Ik neem mijn apart zakje met vloeistoffen uit mijn tas, leg mijn laptop ernaast en sorteer alles netjes in de bak. Dit ziet er prima uit, hier is geen discussie mogelijk. Maar de herder heeft al een volgend slachtoffer in het vizier. Hij neemt de grote doorschijnende toilettas van mijn moeder vast, waar al haar toiletspullen samen inzitten en zegt: “Your liquids have to be separate. Take a plastic bag over there and put them inside.” Mijn moeder, die hem door zijn ontbrekende intonatie niet goed verstaat, neemt daarop de helft van haar vloeistoffen uit haar toilettas en doet ze in het miniscule kleine plastic zakje dat hij haar aanwees.
En terwijl ze bezig is met zijn orders, zegt hij honend: “It’s a new rule, it only exists for eight years.” “And it’s a stupid rule”, zeg ik terug, want ten eerste is dit belachelijk en ten tweede: tegen ons moeder is tegen mij! “This doesn’t fit”, zegt hij, “I’ll have to discard it.” Niet van plan dit belachelijke kat-en-muis-spel te verliezen, stop ik de overige flesjes snel in een ander mini-zakje. En het lukt. Het lukt! Alles past erin. Maar dan wijst hij ons er fijntjes op dat we recht hebben op één zakje per persoon. Zijn mondhoeken krullen zelfgenoegzaam, zijn ogen worden spleetjes en hij knikt richting mijn bak. “Should I throw that one away then?”, zegt hij kleuterig. “No way man”, zeg ik kordaat, wend me van hem af en loop verder onder de scanner door.
Intussen gaat meneer kleuter tegen zijn collega’s fluisteren dat ze onze bakken extra moeten controleren. Zijn collega’s kijken van de bakken naar hun scherm, naar ons en terug. “You are two people, so you can have two bags”, zegt een van hen. Ik begin alvast met het versteken van alle flesjes van drie plastic zakjes naar twee plastic zakjes. Nog voor ik klaar ben, zegt de controleur dat ze wel toe moeten kunnen, waarop ik ze op mijn beurt probleemloos toezip. Met een laatste “It’s okay, you can go now”, verlost hij ons van onze zonden. Ik draai met mijn ogen over zoveel regelzucht en mompel: “de volgende keer vliegen we gewoon naar Spanje.”